Skip to main content

HISTORIE

Foto Kasteel Elsloo 1931© Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad/ANP/Leeflang

Tussen Maas en Graetheide

Deel 13: De Maasdorpen en de heide van het jaar 600 tot nu

De Maasdorpen en de heide van 600 - 1100
Voordat we in het huidige landschap op zoek gaan naar elementen die herinneren aan het vroeger gebruik van de Graetheide als weidegebied en aan de ontginningsgeschiedenis van de heide, dienen we eerst de middeleeuwse landbouwmethoden nader toe te lichten en hoofdlijnen van de ontwikkelingen van de dorpen en het omringende landschap weer te geven. Hiervoor hebben we schematische voorstellingen gemaakt, waarbij we enkele afgeronde jaartallen (willekeurig) als ijkpunt hebben genomen.

Het landschap rond het jaar 600

Tussen Maas en Graetheide 2 041
Rond het jaar 600 zijn de dorpen klein en liggen op de hogere gedeelten, aan de voet of in de hellingen langs het Maasdal. Het zijn straatdorpen langs doorgaande wegen die mogelijk al (deels) bestonden in de Romeinse tijd of zelfs eerder. Sommige dorpen zijn na de Frankische invallen nieuw gesticht, anderen kennen een pre-Romeinse oorsprong. In het Maasdal heeft de rivier diverse takken, waartussen de dorpen liggen. Bij overstromingen liggen ze dan op eilandjes.

Het Maasdal zelf bestond toen uit hooilanden, weidegebieden, oerbossen en akkers op de hogere gronden. Ook de plateaus boven de hellingen zijn bebost (oerbos). De veeteelt is belangrijker dan de landbouw. De velden rond de dorpen zijn beperkt in omvang.Het leven was gebaseerd op gemeenschappelijk bezit en belang. Weidegronden en bossen waren van primair belang. Het vee werd via de zogenaamde veedriften naar de weidegebieden gedreven.

De grenzen met het Graetbos werd door landweren gevormd. Langs de Maas werd de dorpsvorm gekenmerkt door een lintbebouwing aan een interlokale weg, die (boven het in het rivierdal gelegen wei- en hooiland) de rand van het terras volgde, waarop de akkers lagen. De dorpen zijn nagenoeg zelfvoorzienend. Geleidelijk zullen de dorpen zich langs de hoofdweg en de veedriften uitbreiden. Bestaande weidegebieden worden omgezet in akkers. Bossen in het Maasdal en op de plateaus worden gekapt en maken plaats voor nieuwe weidegebieden. De gebiedende heer van het dorp bouwt een verdedigbare woontoren op een aarden heuvel (motte). Een kerk bouwt men midden in het dorp langs de hoofdstraat op een (al of niet kunstmatige) hoogte. De kerk had toen ook een multifunctionele functie; ze diende o.a. voor het dorp als vergaderplaats, gerechtszaal, opslagplaats, dorpsarchief, in tijden van nood als opslag voor kostbaarheden en als vesting. Belangrijke mededelingen werden ook op de kerkdeur bevestigd.

Stein Sint Martinuskerk wikipedia

De strategisch gelegen kerk van Stein, toen en nu (Foto Wikipedia, bron)

In grote delen van Europa, zagen dorpen in de middeleeuwen allemaal hetzelfde uit en leefden de bewoners volgens dezelfde grondslagen. In onze streken bestond de gebouwen uit vakwerk (hout met leem)


Het landschap rond het jaar 800


Alleen langs de Maas en in de dalen van Geleen, Geul, Gulp en hun zijbeken is er in de vroege middeleeuwen bewoning. De plateaus zijn dan dicht bebost, bijna oerwouden. Tot rond het jaar 1100 zal de omvang van de dorpen en de omringende velden en wegen beperkt blijven. De woeste gebieden zijn dan uitgestrekt en aaneengesloten, de (groepjes) dorpen zijn eilandjes in deze zee van groen.


Sprong voorwaarts
Met het invoeren van het drieslag stelsel (zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Drieslagstelsel), de verbeterde ploeg, invoering van de haam voor paarden, de behoefte aan voedsel van de gegroeide steden, dijkaanleg etc. heeft de landbouw een grote sprong gemaakt.

De kloosters namen hierbij het voortouw. Grootschalige ontginningen en stichting van nieuwe nederzettingen en grote hoeven nemen een aanvang. In heel Europa verdrievoudigt tussen de 11e tot het begin van de 14e eeuw de bevolking, met een sterke aanwas in de Lage Landen. Tussen 1200 en 1300 verviervoudigt het in cultuur gebracht landschap op sommige plaatsen. Deze periode van explosieve groei valt samen met een tijdperk van een warmer klimaat. Het was toen ongeveer 0,5° Celsius warmer dan nu.

(Afbeelding: wiesengenuss.blogspot, embedded, bron)


De middeleeuwse boer had een vast patroon van werkzaamheden

• Januari en februari: Werken binnenshuis. Repareren visnetten, slijpen gereedschap, maken van houten keukengerei etc, op zachte dagen buiten brandhout verzamelen en hekken onderhouden. Februari noemde men ook de sprokkelmaand. In januari werd de huid van de geslachte dieren gelooid.
(Ter info: onder Keizer Pompilius werd het jaar opgedeeld in twaalf maanden. Het jaar begon met maart en februari werd de laatste maand.)
• Maart: werken op het land, ploegen en eggen. Maart was destijds de eerste maand van het jaar (vandaar dat gebruiken rond carnaval ook terug gaan op nieuwjaars- en vruchtbaarheidsrituelen.) Deze maand heeft bij onze voorouders altijd een slechte faam genoten, vooral omdat het weer in deze periode van het jaar erg ongedurig en wisselvallig kan zijn
• April: graafwerk, bomen snoeien, bomen kappen, daken en muren repareren.
• Mei:  schapen scheren, planten en onderhoud akkers.
• Juni  gras maaien, hooien en opslaan,
• Juli  graan oogsten, schoven maken en opslaan, onderhoud tuin.
• Augustus, de oogstmaand.  dorsen van graan, laten malen van graan tot meel.
• September fruit plukken, drogen en opslaan,
• Oktober, de wijnmaand. Wijn maken, verzamelen van noten, wortelen, bessen en paddestoelen, ploegen, inzaaien wintergranen, repareren en reinigen gereedschap.
• November brandhout verzamelen, splijten en opslaan. Varkens en runderen slachten, vlees roken, hennep en vlas bewerken voor touwen en kleren. November werd de slachtmaand genoemd.
• December  Knotten van bomen en jagen

Afbeelding Wikimedia, embedded bron

 


Het landschap rond het jaar 1100


De dorpen breiden uit en daardoor breiden ook de akkers steeds verder uit, ten koste van de weidegebieden. Dit betekent ook dat landweren opschuiven en veedriften naar de weidegebieden steeds langer worden. De bestaande elementen in het landschap verdwijnen echter niet, maar worden verlengd of krijgen een andere functie. Kadastraal blijven ze echter herkenbaar, tot in onze tijd.

Na 1300 neemt de bevolking door voedselgebrek en epidemiën (pest) echter weer sterk af. De ontginningen stagneren en komen pas in de 15e eeuw op beperkter schaal weer op gang. Uiteindelijk zal de toestand van rond 1500 tot het einde van de 18e eeuw nagenoeg onveranderd blijven.

Van de oerbossen blijft, door houtkap en overbeweiding, niet veel over en het het woud dat in de volksmond de Graete wordt genoemd veranderd in een van “hout ontbloote heide”. De woontorens van de adel zijn dan inmiddels uitgegroeid tot kastelen. In het Maasdal veranderen ondiepe zijtakken en moerassige oevers gaandeweg in land en verleggen zich de diverse Maasvertakkingen. Achter de dorpen wordt op de aaneensluitende oude grenzen met de heide (de oudste landweren) een nieuwe verbindingsweg tussen Maastricht en Roermond aangelegd, de Gemeyn Heerstraat.


Ontbossing                                                                   
De voornaamste energiebronnen in de Middeleeuwen zijn stromend water (aandrijving van de watermolens) en hout. Zonder hout kon de middeleeuwse samenleving onmogelijk draaien. Men maakte onderscheid tussen hout voor de bouw en hout als grondstof en als brandstof.

Machtige stammen vormen het skelet van ontelbare woningen en voor de vloeren, wanden, zolders en daken heeft men reusachtige hoeveelheden hout nodig. Ook wordt het hout in tal van beroepen als grondstof voor producten gebruikt. Wagens, schepen, meubels, vaten etc. alles is van hout.

Eikenschors werd gebruikt voor de leerlooierij. Ook was hout een uiterst belangrijke energiebron voor de ertswinning en verwerking, voor de smid, de bakker, de bierbrouwer etc. en niet op de laatste plaats de woningen.

Door de ongecontroleerde houtkap gaan in korte tijd enorme wouden te gronde, ook ons Graetbos. Daardoor moet men het hout steeds verder gaan halen.
Maastricht ontwikkelt zich tot een belangrijk centrum voor de handel in hout uit de Ardennen (de zee van hout). Over de Maas gaan grote houtvlotten naar Dordrecht. Al in de 12e eeuw hebben er in het stroomgebied van de Maas zulke omvangrijke ontginningen plaats gehad, dat het regiem van de rivier er merkbaar door wordt beïnvloed. Er treden steeds vaker extreem hoge of lage waterstanden op.

De Ardennen, een zee van hout. Zo moet het Maasdal destijds ook uitgezien hebben (Foto reizenlangsrivieren.nl embedded, bron)


Het landschap rond het jaar 1500



Beeld van de Hongaarse Poesta, zo moet de “van hout ontbloote” Graetheide er ook ooit hebben uitgezien. Foto Wikipedia, embedded, bron.


Het landschap rond het jaar 1800


Rond 1775 is er nog slechts een restant van de heide over. De Maas is opgesloten tussen dijken en heeft zijn definitieve bedding gevonden. De akkers zijn verder ten koste van de heide uitgebreid.
Langs het heidegebied wordt een opvolger van de Gemeyn Heerstraat tussen Maastricht en Roermond aangelegd, de Postbaan. (Helaas kunnen wij van beide straten nog niet aangeven wanneer deze zijn aangelegd ).


De heide kon echter niet zonder overleg tussen de 14 dorpen ontgonnen worden. Dat is ook de reden waarom van deze uitstekende landbouwgrond delen nog lang heide zijn gebleven en in de middeleeuwen geen grote ontginningshoeven / nederzettingen op de heide zijn gesticht.

Afbeelding boven: De Tranchotkaart uit 1803.
Deze geeft in hoofdlijnen het beeld weer tussen 1500-1800. Op de kaart is aangetekend dat sinds 1775 de ruwe heide nog een flink stuk is afgenomen. Wat Elsloo betreft is de situatie op de Tranchotkaart van rond 1800 inderdaad te herkenbaar, we hebben dat ook kunnen opmaken in de archieven van Elsloo van rond 1500.

De heide zal uiteindelijk in de 19e eeuw na een turbulente en voor de Maasdorpen oneerlijke verdeling (via verkoop door de toebedeelde gemeenten) grotendeels in handen vallen van enkele kapitaalkrachtigen die vervolgens grote boerderijen stichten. De kleine boeren in de dorpen verliezen hierdoor hun gratis weidegebied en hebben ook geen geld en geen mest om percelen heide te kopen en te bewerken. De toestand zal zich vervolgens handhaven tot de bouw van de Staatsmijn Maurits in Geleen (geopend op 1 januari 1926) die de aanzet voor grote veranderingen zal zijn.

Uit de Bredaasche Courant 1842


Overgeleverd Steins rijmpje naar aanleiding van de hierboven vermelde Heistrijd en de instorting van de Elsloose kerktoren in 1843, afgebrand na een blikseminslag.
Die van Else - Met de korte tòre hubben aan die van Stein - D'Elserhei verlore. Tot de klèpper van de kerktòre - In d 'Elserhei is neergevloge.


Het landschap rond 1960



Na de verdeling verdwijnt de laatste ruwe heide uiteindelijk ook onder de ploeg. In het Maasal worden kanalen gegraven en steenkoolmijnen gebouwd. De oude dorpskernen blijven intact en rondom de kernen ontstaan mijnwerkerswijken, opgezet als zelfstandige woonkernen. Later zullen hier nog autowegen bij komen. Het oude weidse heidelandschap verdwijnt totaal.

Tussen de woonwijken en industriegebieden blijven restanten van de oude veedriften en begrenzingen verweesd in het landschap achter. Omdat landschapselementen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren, toch in het nieuwe landschap hergebruikt worden (bv landweren worden veldwegen) zijn we in staat om via oude kaarten tot op de huidige plattegronden de middeleeuwse structuren te herkennen en de ontwikkeling van het landschap te volgen en aan te duiden.

Staatmijn Maurits 1952 (Foto De Mijnen/DSM, embedded, bron)

Laat reactieformulier zien